Instructies voor het veilig opladen van een batterij Veiligheidstips voor het opladen Een batterij overstarten
← Opladen Een blauwe auto die wordt overgestart - de startkabels zijn al aangesloten

Veiligheidstips voor het opladen

Na langdurige opslag (12 maanden of meer) moet de batterij weer worden opgeladen als de stroomwaarden onder het vereiste voltage vallen. Creëer bij het opladen veilige omstandigheden voor u en uw collega's door de veiligheidstips voor het opladen op te volgen (draag bijvoorbeeld een veiligheidsbril).

Raadpleeg voor het opladen van een autobatterij de instructies hierover in het handboek van uw auto en in de handleiding bij uw oplaadapparaat. Lees de veiligheidsinstructies die bij uw oplaadapparaat en bij uw batterij werden geleverd. Houd er rekening mee dat batterijen zwavelzuur bevatten, dat ernstige brandwonden kan veroorzaken en dat er bovendien explosief waterstof-zuurstof kan ontstaan.

Veilig opladen

LEES VOOR HET OPLADEN ALTIJD EERST IN DE INSTRUCTIES WELKE BATTERIJLADER MOET WORDEN GEBRUIKT. Als aanvulling op de instructies die bij het laadapparaat komen, moeten deze algemene voorzorgsmaatregelen worden opgevolgd:

  • Draag altijd geschikte oog-, gezichts- en handbescherming.
  • Laad batterijen altijd in een goed geventileerde ruimte op.
  • Houd de ventilatieopeningen dicht en horizontaal.
  • Zet het laadapparaat en de timer op “UIT” voordat u de kabels aan de batterij koppelt om gevaarlijke vonken te voorkomen.
  • Probeer nooit een zichtbaar beschadigde of bevroren batterij te laden.
  • Sluit de kabels van het laadapparaat aan op de batterij; de rode, positieve (+) kabel op de positieve (+) aansluitpool en de zwarte, negatieve (-) kabel op de negatieve (-) aansluitpool. Sluit de negatieve kabel van het oplaadapparaat aan op het motorblok als de batterij zich nog in het voertuig bevindt. Dit dient dan als massa. Zorg dat de ontsteking en alle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld. (Als het voertuig een positieve massa heeft, moet de positieve kabel aan het blok worden gezet.)
  • Zorg dat de kabels van het oplaadapparaat naar de batterij niet stuk of versleten zijn of los zitten.
  • Stel de timer in, zet het oplaadapparaat aan en voer de oplaadstroom langzaam op tot de gewenste waarde is bereikt.
  • Als de batterij warm wordt of als er gas of elektrolyt vrijkomt, moet de oplaadstroom tijdelijk worden teruggeschroefd of het oplaadapparaat worden uitgezet.
  • Zet het oplaadapparaat altijd op “UIT” voordat u de kabels van de batterij neemt om gevaarlijke vonken te voorkomen.

Meer informatie en downloads:

Het juiste onderhoud en verzorging (PDF)

Handleiding batterijcontrole (PDF)